Deze werkplaats stond, zonder afspraken vooraf, in het teken van het thema plek. Bij de deelnemers leefden vragen over geboorteplek en woonplek, en over het bos als krachtplek. De opstellingen daarover verhelderden veel.
Geboorteplek en toekomstige woonplek
De eerste vraagsteller heeft een dringende vraag over hoe hij zich verhoudt tot zijn geboorteplek Volendam, in relatie tot een nieuwe woonplek in Duitsland, samen met zijn uit Duitsland afkomstige vrouw. Zijn eerdere antipathie tegen Duitsland is weliswaar veranderd naar meer toenadering, maar toch is er nog iets wat hem weerhoudt om deels in Duitsland te gaan wonen. Hij wenst dat zijn nieuwe woonplek en zijn Nederlandse roots in Volendam elkaar de hand kunnen reiken.
De opstelling over deze vraag brengt in een aantal stappen veel verheldering en ontspanning teweeg. Tussen de vraagsteller en zijn vrouw ontvouwt zich een dialoog waarin ze een verzoenende kracht herkennen, zoals die ook in het groot gaande is tussen Duitsland en Nederland. De vraagsteller heeft daarbij het gevoel in dienst genomen te worden door een hogere kracht. Alsof een heel grote hand hem ondersteunt.
Om werkelijk naar de nieuwe woonplek te kunnen bewegen, blijkt contact met de geboorteplek noodzakelijk. De vraagsteller ervaart in dat contact hoezeer hij de mensen van Volendam zal missen, maar toch ook de Volendamse energie met zich mee kan dragen. Het afscheid van zijn geboorteplek voelt als een ritueel waarbij de vraagsteller zijn familie (‘mijn eerste liefde’) achterlaat voor een nieuwe familie. De vraagsteller dankt zijn geboorteplek voor het goede wat hij van deze plek heeft meegekregen: zichzelf durven zijn, vrijheidsdrang, avontuurlijkheid. Hij laat zich door de energie van de geboorteplek leiden naar zijn nieuwe woonplek, ‘zoals een vader zijn kind weggeeft’. De nieuwe plek spreekt uit dat er bij haar altijd plaats is voor de energie van de geboorteplek.
De vraagsteller en zijn vrouw voelen zich door deze opstelling bevestigd dat ze op het goede spoor zijn en de tijd mogen nemen voor hun proces.
Band met het bos
De tweede vraagsteller wil graag beter begrijpen wat hem zo raakt als hij in het bos is. Terwijl hij opgegroeid is in de polder, vindt hij pas echt rust in het bos. Wat doet het bos met hem? En rechtvaardigt dat een mogelijke verhuizing naar een bosrijke plek?
In de opstelling over deze vraag verschijnt de vraagsteller aanvankelijk als een kind dat vol verwondering rondkijkt wat er allemaal in het bos is. Het bos toont zich als een rijk, ruim, stil en tijdloos veld van zijn en wijsheid. Het is zich ervan bewust dat het kind niet weet hoe het bos te benaderen. Omdat de vraagsteller nieuwsgierig is naar zijn sjamanistische kant, wordt ook deze opgesteld. Tot zijn verrassing reageert het bos echter niet blij, maar afhoudend. Het heeft het gevoel dat de sjamaan teveel van hem wil. Deze begrijpt dat niet zo, maar wil graag iets doen om de relatie te verbeteren. Het blijkt van groot belang dat hij zijn intenties helder heeft: waarom is hij hier in het bos? Wanneer de aandacht van de sjamaan meer naar binnen gaat, krijgt het bos meer ruimte maar het blijft nog steeds alert. Het zou goed zijn voor de sjamaan, zegt het bos, als hij veel naar het gezang van de vogels luistert, naar de melodieën en het ritme.
De sjamaan onderkent dat hij eigenlijk niet goed weet wat zijn intentie is en dat hij hulp daarbij nodig heeft. Hij beseft nu dat hij te groot is en gaat op de grond zitten. Het kind is daar blij mee en kan nu bij hem gaan zitten. Het bos nodigt de sjamaan nogmaals uit om naar de melodieën van de vogels te luisteren en naar de ruimte daartussen, om zo ‘het veld wijder te maken’. ‘Om meer van mij als bos te ervaren’, zegt het bos, ‘komt het aan op stilte en luisteren naar jezelf, naar de ruimte en het grote. Je hoeft niets te doen. Ga je hart meer voelen. Neem de tijd. Het gaat om de spontaniteit van een kind. Om doorlaatbaarheid, ontvankelijkheid. En om verbinding met de eigen innerlijke toon. Hoe meer jij in verbinding bent met je eigen trilling, hoe beter wij kunnen communiceren en hoe meer ik mijn wijsheid kan delen.’ De vraagsteller, die nu zelf in de opstelling is gekomen, is hier merkbaar door geraakt. Hij uit zijn verlangen om te leren en meer naar binnen te gaan en de eigen toon te vinden. Het bos verwelkomt hem daarin en deelt zijn weten over de kracht van aangesloten zijn op je eigen trilling, het eigen ritme en de eigen maat.
In het nagesprek blijkt dat de opstelling een snaar raakt bij alle aanwezigen. ‘Het was alsof we in een soort gewijde ruimte kwamen’, zegt de een. ‘Het bos zelf is eigenlijk de sjamaan waarmee we kunnen resoneren; waarmee sjamanen resoneren’, zegt een ander. ‘Er komt bij deze natuuropstellingen een dragende zachtheid naar tevoorschijn die mij diep raakt’, zegt een derde. Nog weer een ander ervaart in beide opstellingen een dynamiek als van een ‘heilig huwelijk’: er vindt een diepe verbinding plaats met een fysieke of innerlijke plek wat werkt als een krachtige bron van transformatie.’ Chrisjan en Lisette zijn er blij mee. Het is een mooie stimulans om door te gaan met natuur- en omgevingsopstellingen.